26 oktober 2013

 

Nieuw statuut voor beroepsmilitairen

Het oorspronkelijk “gemengde loopbaan concept” (GLC)

Op 10 april 2007 werd de wet tot vaststelling van het statuut van de militairen van het actief kader van de Krijgsmacht van 28 februari 2007 gepubliceerd in het Belgisch staatsblad. De nieuwe wet had tot doel de bestaande statuten te vervangen en een eenheidsstatuut te creëren. Dit nieuwe statuut zou er in de toekomst moeten voor zorgen dat defensie een gezonde leeftijdspiramide behoud. Elke kandidaat militair zou starten in de initiële militaire loopbaan. Deze fase zou 10 jaar duren en worden afgesloten met een oriëntatieproces dat maximaal twee jaar in beslag zou nemen. Tijdens het oriëntatieproces zouden de beoordelingen, het potentieel van de kandidaat, de wens van het individu, de behoefte van defensie en de operationele categorie van de militair mee de toekomst van de militair bepalen. Die mogelijke pistes konden plaatsvinden. De militair kon zijn loopbaan verderzetten, hij zou overgaan als burger binnen defensie of hij zou defensie verlaten.

In dit nieuwe concept werden ook twee types van loopbanen ontwikkeld. Enerzijds hadden we de “klassieke” militaire loopbaan en anderzijds werd een “experten” loopbaan met daarin twee nieuwe personeelscategorieën: de militaire experten van het universitair niveau voor juristen, artsen, … en de militaire deskundigen voor gegradueerden voor paramedici, … .
De huidige indeling per krijgsmachtdeel, in korpsen en specialiteiten zou vervangen worden voor de klassieke loopbaan door vakrichtingen en competentiepools die component overschrijdend zijn. Voor de experten loopbaan zou de indeling gebeuren volgens expertisedomein.

Nieuw was ook de permanente meting van de functie gebonden operationaliteit in drie domeinen:
Professioneel door middel van jaarlijkse postevaluaties, fysiek door middel van de sporttesten en medisch via het medisch profiel. Daarenboven zouden de doorgroeimogelijkheden voor de hoger onderofficieren en de officieren nagegaan worden gebruik makend van een potentieel inschatting.

Het militair personeel werd in drie doelgroepen ingedeeld (tot oriëntatiepunt, jonger, ouder dan 46 jaar). Op basis van de resultaten van de postbeoordeling, de fysieke testen en de medische geschiktheid werd aan de militair een operationele categorie van A tot D toegekend. Het behoren tot de operationele categorie D bracht volgens de doelgroep waartoe men behoorde verschillende statutaire gevolgen met zich mee.

Een wijzigende situatie

Met de wet “gemengd loopbaanconcept” wou de overheid een eenheidsstatuut creëren voor alle militairen. De huidige bestaande statuten zouden worden opgeheven. Doordat de uitvoeringsbesluiten (koninklijke besluiten) die aan het algemeen kader (de wet) invulling moesten geven er niet waren, werd echter gewacht met de uitvoering van de wet. Ondertussen zijn de structuren van defensie grondig gewijzigd. In de huidige defensie is er slecht plaats voor 30.000 militairen en 2.000 burgers bij defensie. Hierdoor is het niet meer mogelijk om een groot aantal militairen te laten overgaan naar dit burgerkader. Daarenboven zijn we aan het tijdstip gekomen van de grote afvloeiing wegens pensionering die met zich meebrengt dat er tekorten gaan ontstaan.

Deze gewijzigde context evenals de beleidsbeslissingen genomen in het regeerakkoord van december 2011 hebben er voor gezorgd dat de wet van 28 februari 2007 een metamorfose moest ondergaan.

De huidige wijzigingen moeten een gezonde leeftijdsstructuur garanderen. Daarenboven moeten ze het ambt van militair herwaarderen en de aantrekkelijkheid ervan verhogen. Ook werd gestreefd om het rendement te optimaliseren.

Om de verjonging van de militairen te realiseren werd een tweede wet ontworpen (statuut) “militair beperkte duur” (BDL). Dit statuut neemt grotendeels de regels over van de gewijzigde wet, doch de loopbaan wordt beperkt tot maximaal 8 jaar.

De Wijzigingswet van 31 juli 2013 werd op 20 september 2013 gepubliceerd in het Belgisch staatsblad. Ondertussen zijn de overheid en de syndicale organisaties druk bezig met het onderhandelen van de vele uitvoeringsbesluiten die nodig zijn om deze wet in 2014 in werking te stellen.

Aangepast statuut - Algemeen

De aangepaste wet moet beschouwd worden als een overkoepelende wetgeving waaronder de huidige statuten hun invulling krijgen. Behalve het aanvullingskader, blijven alle bestaande statuten behouden.

Door de creatie van de wet “militair beperkte duur”, konden in de wet (GLC) de “initiële militaire fase” en het “oriëntatiepunt” geschrapt worden.

Het aantal opengestelde plaatsen in enerzijds het beroepsstatuut en anderzijds het statuut beperkte duur, evenals de overgangen tussen de twee statuten, moeten de overheid in staat stellen een gezonde leeftijdspiramide te behouden.

Uiteraard wordt dit statuut ingevoerd met de nodige overgangsmaatregelen voor het huidige personeel.

De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van het bestaand beroepsstatuut zijn de statutaire invoering van de vakrichtingen voor het personeel en het invoeren van geschiktheidscategorieën die de operationaliteit van de krijgsmacht moeten garanderen.

Werving

Er zijn verschillende soorten wervingen, ingedeeld volgens niveau en of doelpubliek. We kennen de normale werving, de bijzondere werving, de laterale werving, de aanvullende werving, de werving van kandidaat hulpofficieren en de werving van kandidaat militairen korte termijn.

In de normale werving worden kandidaten aangetrokken die een basisvorming zullen volgen hetzij op universitair niveau als beroepsofficier niveau A, hetzij op bachelor niveau om als beroepsonderofficier niveau B. Tevens rekruteert defensie via de normale werving kandidaat beroepsonderofficieren van het niveau C, beroepsvrijwilligers en reservemilitairen.

Met de bijzondere werving wenst defensie kandidaten aan te trekken die al in het bezit zijn van een master- of een bachelorsdiploma. Kandidaten met een masterdiploma worden aangeworven als officier van het niveau A. Voor de kandidaten met een bachelorsdiploma zijn zowel functies opengesteld als officier niveau B en als onderofficier niveau B. Ook reservemilitairen kunnen via de bijzondere werving worden gerekruteerd.

De laterale werving dient om beroepsofficieren van het niveau A voor de invulling van vacatures in welbepaalde domeinen, die niet ingevuld kunnen worden door personeelsleden van defensie. De kandidaat moet houder zijn van een masterdiploma en een specifieke beroepservaring bezitten in het opengestelde domein.

Met de aanvullende werving wil defensie enerzijds kandidaat officieren van het niveau A aantrekken die nog niet in het bezit zijn van een master- of bachelorsdiploma, maar die hun studies al aan het volgen zijn in een industriële hogeschool, de hogere zeevaartschool of als arts, dierenarts, tandarts of apotheker en anderzijds kandidaat onderofficieren van het niveau A aantrekken die studeren aan een instelling van het hoger onderwijs voor het behalen van een bachelorsdiploma.

Eveneens blijft de werving van kandidaat hulpofficieren alsook de werving van kandidaat militairen korte termijn bestaan.

Bevordering

Elke militair kan op elk ogenblik van bevordering afzien. Hij kan één keer op zijn beslissing terugkomen. Deze beslissing wordt evenwel onherroepelijk drie jaar nadat de betrokken militair zijn beslissing schriftelijk aan DGHR heeft meegedeeld.

Om te bevorderen tot een hogere graad moet de militair een minimum anciënniteit in zijn huidige graad bezitten. Als hoofdofficier of opperofficier moet men ten minste drie jaar in zijn nieuwe graad kunnen dienen. Daarenboven zal er rekening gehouden worden met de kennis die de militair bezit, zijn postbeoordeling, de fysieke en medische geschiktheid evenals met de potentieelinschatting.

De toekenning van de verschillende graden HO en HOO worden in de bevordering comités onderzocht. Het aantal voordrachten voor deze comités verhoogt voor zowel de HO als de HOO van vijf naar zeven.

De minimumanciënniteit in de graad voor bevordering blijft voor bijna alle categorieën ongewijzigd.

Voor het nieuwe statuut van beroepsonderofficier van niveau B, die na hun opleiding benoemd worden in de graad van eerste sergeant-majoor, wordt deze minimumanciënniteit voor bevordering naar een hogere graad vastgelegd als volgt * :

  • eerste sergeant-majoor : 12 jaar *;
  • adjudant : 6 jaar *;
  • adjudant-chef : 4 jaar *.

Deze onderofficieren van het niveau B worden na anciënniteit, benoemd in de graad van adjudant-chef, op voorwaarde dat zij met succes de cursus om het ontwikkelen van de competenties die noodzakelijk zijn om specifieke functies van adjudant-chef uit te oefenen hebben gevolgd. Zij kunnen eveneens bevorderen in de graad van adjudant-majoor mits zij slagen in de volledige voortgezette vorming en weerhouden worden in het comité HOO *.

(*) Deze gegevens staan niet in de wet maar is volgens koninklijk besluit de voorziene invulling van niv B.

Competentiemanagement

De onderofficier en de officier worden statutair ingeschreven in een vakrichting bij de aanvang van de basisvorming. Deze inschrijving wordt definitief bevestigd na het met succes beëindigen van deze basisvorming. Voor de huidige populatie zal de vakrichting worden toegekend in functie van de opgebouwde competenties en ervaringen.

Deze vakrichtingen zijn:

AC Luchtcontrole
AS Inwerkingstelling van luchtwapensystemen
AT Techniek van communicatie- en informatiesystemen
EN Militaire en burgergenie
GS Inwerkingstelling van grondwapensystemen
GT Techniek van het grondmaterieel
MS Medische steun
MT Medische technieken
MZ Muziek
NS Inwerkingstelling van marinewapensystemen
NT Techniek van het marinematerieel
SM "Supply chain" en mobilitait
ST Speciale technieken
SU Algemene steun

 

Een competentiepool kan de militair verwerven nadat hij ofwel met succes een vervolmakingscursus heeft gevolgd ter verwerving van deze competentiepool ofwel nadat hij een positieve beoordeling heeft gekregen in een functie afhangend van deze competentiepool.

Deze competentiepools zijn:

BF Budget en financiën
EP Milieu en preventie
GM Algemeen beheer
HR Beheer "human resources" en organisaties
IP Imago en publieke relaties
IS Analyse en exploitatie der inlichtingen en veiligheid
IC Operaties "joint and combined"
MR Beheer "material resources" en infrastructuur
PM Politieke en militaire aangelegenheden

 

Aan de vrijwilliger wordt een beroepshoofdkwalificatie toegekend.

Ambtsontheffingen

De ambtsontheffingen kunnen we indelen in twee categorieën.

De eerste categorie zijn de ambtsontheffing die bekomen worden op aanvraag van de militair zoals:

  • de tijdelijke ambtsontheffing wegens persoonlijke aangelegenheden (TAPA);
    Deze ambtsontheffing wordt aangevraagd per maand met een minimum van 3 maanden en een maximum van 12 maanden. Tijdens de loopbaan van de militair worden maximaal 12 maanden TAPA toegekend. Mits uitzonderlijke redenen waarover de minister oordeelt kan hij tot maximaal 36 maanden TAPA toekennen.
  • de tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking (TALO);
    Deze ambtsontheffing wordt aangevraagd per maand met een minimum van 3 maanden en een maximum van 12 maanden. Tijdens de loopbaan van de militair worden maximaal 36 maanden TALO toegekend. De minister kan mits uitzonderlijke redenen meer dan 36 maanden toekennen.
    Tijdens de TALO mag de militair een bijkomende activiteit als zelfstandige uitoefenen of als loontrekkende indien de uitoefening van deze activiteit werd toegestaan ten minste drie maanden voor het begin van de loopbaanonderbreking. En dit binnen de grenzen van deze toelating. Daarenboven mogen de officieren tijdens hun TALO geen enkele activiteit uitoefenen in de sector van de productie of de handel in wapens, munitie en oorlogsmateriaal.
    de tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking (TALO);
  • de tijdelijke ambtsontheffing wegens gezinsredenen (TAGezin).  
    Om de militair de kans te geven zich aan zijn kinderen te wijden kan een TAGezin toegestaan worden voor een periode van ten hoogste twee jaar. Zij eindigt hoe dan ook wanneer het kind de leeftijd van drie jaar bereikt. De maximumduur van de TAGezin wordt tijdens de volledige loopbaan op vier jaar gebracht. Wanneer het kind mindervalide is, eindigt de TAGezin wanneer het kind de leeftijd van zes jaar bereikt. De militair kan voor het einde van zijn TAGezin terug heropgenomen worden mits het respecteren van een opzeggingstermijn van één maand. Wanneer de vader en de moeder van het kind militair zijn, kan de TAGezin verdeeld worden over de ouders. 

Een militair kan geen tijdelijke ambtsontheffing op aanvraag bekomen in geval van mobilisatie, in een periode van oorlog, in een periode van crisis. Maar ook de militairen die zich in een periode van vrede in de deelstand “operationele inzet” bevinden of die effectief deel uitmaken van een detachement dat zich voorbereidt op deze inzet kunnen geen tijdelijke ambtsontheffing bekomen.

De militair geaffecteerd in een internationaal of intergeallieerd organisme kan bij uitzonderlijke persoonlijke redenen die de minister beoordeeld, eenmaal een tijdelijke ambtsontheffing bekomen van drie maanden.

Aan de militair, die een post uitoefent waarvoor een specifiek en zeldzaam competentieprofiel is vereist, kan de minister om gemotiveerde en uitzonderlijke redenen een tijdelijke ambtsontheffing van drie maanden toestaan.

De aanvaarding van een tijdelijke ambtsontheffing op aanvraag door de minister heeft uitwerking ten laatste drie maanden na de datum van indienen, tenzij de militair een later datum heeft aangevraagd. Let op! Wegens encadreringsbehoeften kan de tijdelijke ambtsontheffing worden geweigerd. Daarenboven kan de minister, om de operationele capaciteiten van de krijgsmacht te vrijwaren, afwijken van de voorziene drie maanden. Voor de officieren kan de minister de datum verschuiven tot negen maanden na de datum van aanvraag. Voor de onderofficieren en de vrijwilligers tot zes maanden.

Tot de tweede categorie behoren de ambtsontheffing die worden opgelegd door de overheid.

  • De tijdelijke ambtsontheffing om gezondheidsredenen;
    De militair die volgens de beslissing van de militaire commissie voor geschiktheid en reform of van de militaire commissie van beroep voor geschiktheid en reform, nog niet in staat is de dienst te hervatten, kan tijdelijk om gezondheidsredenen van zijn ambt worden ontheffen.
  • De tijdelijke ambtsontheffing bij tuchtmaatregel. (TATM) [zie statutaire maatregelen]

De militair die in tijdelijke ambtsontheffing is blijft onderworpen aan de militaire strafwetgeving en aan de krijgstucht.

Schorsing bij ordemaatregel

Indien de aanwezigheid van een militair in de krijgsmacht nadelig is voor de tucht of voor de goede naam van de Krijgsmacht, kan ambtshalve of op voorstel van de hiërarchische meerdere van de militair, deze bij ordemaatregel worden geschorst.

De duur van de schorsing mag de drie maanden niet overschrijden, maar kan per periode van drie maanden verlengd worden tot een maximum van twee jaar. Wanneer een opsporingsonderzoek of een strafvervolging werd ingesteld wegens de feiten die de schorsing motiveren, moet deze evenwel uiterlijk zes maanden na het einde van de rechtsvordering een einde nemen.

Wanneer een militair bij ordemaatregel geschorst wordt, of wanneer deze schorsing wordt verlengd, zonder dat een procedure die aanleiding kan geven tot een statutaire maatregel werd ingesteld, wordt een onderzoeksraad belast met het uitbrengen van een advies over deze schorsing.

De schorsing bij ordemaatregel is een voorlopige maatregel die geenszins van tuchtrechtelijke aard is. Deze verwijdering heeft geen enkel gevolg voor betrokken militair op gebied van het administratief of geldelijk statuut.

Ontslag op aanvraag

De militair kan op elk ogenblik zijn ontslag schriftelijk aanbieden. Na aanvaarding van het ontslag gaat dit in ten laatste drie maanden na de datum van indienen van de aanvraag. Behalve indien de militair een latere datum heeft gevraagd of indien het dienstbelang, teneinde de operationele capaciteiten van de krijgsmacht te vrijwaren, een latere datum noodzaakt. In dit geval zal het voor de officieren ten laatste negen maanden, en voor de vrijwilligers en de onderofficieren ten laatste zes maanden, na de datum van indienen van de aanvraag ingaan.

De overheid kan een ontslag dat strijdig is met het dienstbelang weigeren. Het ontslag wordt als strijdig met het dienstbelang beschouwd:

  • de militair minder dan drie jaar in dienst is gebleven na de basisvorming;
  • in een periode van crisis;
  • in geval van mobilisatie;
  • in periode van oorlog;
  • indien de militair zich in een periode van vrede in de deelstand “in operationele inzet” bevindt of effectief deel uitmaakt van een detachement dat zich voorbereidt met het oog op deze inzet.

Statutaire maatregelen

De minister kan aan de militair die zich aan ernstige, met de staat van militair overeenstemmend met zijn personeelscategorie niet overeen te brengen feiten schuldig heeft gemaakt, één van onderstaande statutaire maatregelen uitspreken:

  • De inhouding van de wedde;
    Deze inhouding wordt toegepast gedurende ten hoogste één maand en bedraagt ten minste twee percent en ten hoogste vijf percent van de bruto maandwedde, verschuldigd voor de maand waarin de statutaire maatregel betekend wordt aan de militair. 
    De toepassing van deze statutaire maatregel mag voor de betrokken militair geen andere geldelijke gevolgen hebben.
  • De tijdelijke ambtsontheffing bij tuchtmaatregel (TATM);
    De minister kan de militair uit zijn ambt ontheffen voor een periode van maximum drie maanden. Voor de officier wordt een TATM van meer dan één maand uitgesproken door de koning. De periode van TATM wordt verminderd met de periode van eventuele schorsing bij ordemaatregel die de militair voor deze feiten al heeft gekregen.
  • De definitieve ambtsontheffing bij tuchtmaatregel;
    Voor de officieren wordt deze maatregel uitgesproken door de koning op gemotiveerd verslag van de minister na raadpleging van een onderzoeksraad. Voor de andere categorieën spreekt de minister de maatregel uit na raadpleging van een onderzoeksraad.
    De onderzoeksraad gaat na of de feiten vaststaan en brengt, in voorkomend geval, advies uit over de ernst ervan en over hun onverenigbaarheid met de staat van militair overeenstemmend met de personeelscategorie van de militair. De onderzoeksraad kan aan de minister voorstellen om een andere maatregel te nemen dan de definitieve ambtsontheffing.
    Zonder tussenkomst van een onderzoeksraad wordt de militair die zonder uitstel veroordeeld wordt overeenkomstig artikel 19 van het strafwetboek of artikel 5 van het militair strafwetboek of tot de, zelfs tijdelijke, onvoorwaardelijke ontzetting uit één van de rechten bedoeld in artikel 31, 1° en 6°, van het strafwetboek, definitief uit zijn ambt ontslagen.
    De militair die zich bevindt in de deelstanden “in normale dienst” of “in vorming” en die onwettig afwezig is sinds meer dan eenentwintig opeenvolgende dagen, kan definitief uit zijn ambt worden ontheven.
    Hiervoor zal de militair de eerste werkdag na de datum van het begin van de onwettige afwezigheid worden verwittigd, tenminste met een aangetekende zending, van de mogelijkheid definitief uit zijn ambt te worden ontheven. Hij wordt geacht verwittigd te zijn geweest, zelfs indien hij daar geen ontvangst van bevestigt, zodra de bedoelde verwittiging hem een tweede maal werd voorgelegd ten laatste de vijftiende dag na de datum van het begin van de onwettige afwezigheid.
    De militair van wie de onwettige afwezigheid gerechtvaardigd wordt door een geval van overmacht, wordt heropgenomen in werkelijke dienst.
    Wanneer een militair gescheiden is van het leger, hetzij ten gevolge van oorlogsomstandigheden, hetzij door uitzonderlijke omstandigheden, die niet aan hem te wijten zijn, wordt iedere bepaling betreffende de definitieve ambtsontheffing te zijnen opzichte geschorst gedurende zijn afwezigheid.

Beoordeling van de competentie - potentieel inschatting

De postbeoordeling is de jaarlijkse beoordeling van de militair inzake de uitoefening van de taken verbonden aan de post die hij bezet. Deze beoordeling is gebaseerd op: de postbeschrijving van de door de militair bezette post, de mate waarin de objectieven die aan de militair bij een vorige postbeoordeling werden gesteld of bij de inplaatsstelling werden bereikt, de gedrags- en professionele competenties verbonden aan de functie uitgeoefend door de militair.

De postbeoordeling wordt opgemaakt door de rechtstreekse meerdere, en dienst meerdere, van de militair. Een postbeoordeling dient steeds vooraf gegaan worden door een functioneringsgesprek. Er kan geen vermelding “onvoldoende” gemaakt worden indien er geen functioneringsgesprek heeft plaatsgevonden. De beoordeelde persoon kan een verweerschrift toevoegen aan zijn postbeoordeling.

De uitoefening van een nevenfunctie geeft aanleiding tot een bijkomende postbeoordeling die echter niet in aanmerking wordt genomen voor het bepalen van de geschiktheidscategorie van de militair.

De officieren en de onderofficieren maken het voorwerp uit van een potentieel inschatting. Deze inschatting vindt plaats in het domein van het beheer van taken, het persoonlijk functioneren, de relaties met de medewerkers, interpersoonlijke relaties en informatie. Deze inschatting vindt ten minste plaats ter gelegenheid van de voortgezette vormingen om de graad van majoor of adjudant-chef te behalen.

Beoordeling van de fysieke geschiktheid

Deze beoordeling gebeurt op basis van fysieke geschiktheidscriteria die bepaald worden per leeftijdscategorie, per geslacht en per functie of nevenfunctie. Voor het uitoefenen van bepaalde activiteiten kunnen bijkomende geschiktheidscriteria bepaald worden. Door te slagen in de fysieke proeven bewijst de militair dat hij voldoet aan deze geschiktheidscriteria.

Beoordeling van de medische geschiktheid

Deze beoordeling gebeurt op basis van medische geschiktheidscriteria die gekoppeld zijn aan een medisch profiel. De medische geschiktheid wordt bepaald per vakrichting, functie en nevenfunctie. Voor het uitoefenen van bepaalde activiteiten kunnen bijkomende medische geschiktheidscriteria worden bepaald.

De beoordeling van de medische geschiktheid gebeurt volgens een periodiciteit die bepaald is per functie, nevenfunctie of post die de militair inneemt.

Daarenboven kan de medische geschiktheid beoordeeld worden op verzoek van: de korpscommandant van de militair, de militair zelf, de preventieadviseur arbeidsgeneesheer of de geneesheer belast met de medische steun van de eenheid.

In elk geval zal de medische geschiktheid worden geëvalueerd van de militair die zijn eenheid vervoegt na een ononderbroken afwezigheid om gezondheidsredenen van meer dan achtentwintig dagen.

Eveneens zal de medische geschiktheid zal opnieuw onderzocht worden binnen de zes maanden na het ogenblik waarop vastgesteld werd dat de militair niet meer voldeed aan zijn medisch profiel.

De afwezigheid om gezondheidsredenen van een militair mag over een periode van zesendertig opeenvolgende maanden niet meer dan vierentwintig maanden bedragen.

De militaire commissie (van beroep) voor geschiktheid en reform kan de duur van de afwezigheid om gezondheidsredenen verlengen per gedeelte van maximaal twaalf maanden tot een maximumduur van zesendertig maanden voor de militair die aan een aandoening lijdt waarvoor voldoende aanwijzingen zijn voor een mogelijke genezing of voor de militair die aan een ernstige en langdurige aandoening lijdt. Onder ernstige en langdurige aandoening worden enkel de chronische, somatische of fysieke aandoeningen van lange duur begrepen.

De geschiktheidscategorieën

De geschiktheidscategorie wordt jaarlijks, op één januari, bepaald en voor de eerste keer na de afloop van de periode van opleiding. Voor wat betreft de professionele en fysieke geschiktheid geld deze voor de duur van het hele jaar.

De militair behoort tot één van de geschiktheidscategorieën: A, B, C, D

De militair behoort tot de geschiktheidscategorie A indien hij minstens een vermelding “voldoende” heeft gekregen ter gelegenheid van de twee laatste postbeoordelingen en hij voldaan heeft aan de fysieke geschiktheidscriteria en medisch geschikt wordt bevonden voor zijn functie zijn functie en nevenfunctie.

De militair behoort tot de geschiktheidscategorie B indien hij een vermelding “voldoende” heeft gekregen voor zijn laatste postbeoordeling maar op zijn voorlaatste een vermelding “onvoldoende” heeft gekregen of indien hij niet voldoet aan de vereiste fysieke geschiktheidscriteria of indien hij om medische redenen voor meer dan één maand en minder dan twaalf maanden zijn functie niet kan uitoefenen zonder beperkingen of niet inzetbaar in één van de deelstanden “in hulpverlening”, in operationele inzet” of “in militaire bijstand”.

De militair behoort tot de geschiktheidscriteria C indien hij voor de eerste keer een vermelding “onvoldoende” heeft op zijn laatste postbeoordeling of indien hij het vorige jaar tot de geschiktheidscategorie B behoorde om fysieke redenen en nog steeds niet voldoet aan de fysieke geschiktheidscriteria of indien hij om medische redenen voor een duur van meer dan één jaar zijn functie of nevenfunctie niet zonder beperkingen kan uitoefenen of niet inzetbaar is in één van de deelstanden “in hulpverlening”, “in operationele inzet” of ”in militaire bijstand” of indien een procedure is opgestart om te verschijnen voor de militaire commissie voor geschiktheid en reform.

De militair behoort tot de geschiktheidscategorie D indien hij de vermelding “onvoldoende” heeft gekregen op zijn twee laatste postbeoordelingen of indien hij in de laatste drie jaar geen enkele maal is geslaagd op de fysieke geschiktheidscriteria of indien hij over een periode van zesendertig maanden meer dan vierentwintig maanden afwezig is om gezondheidsredenen.

Opmerkingen:

De procedure om te verschijnen voor de militaire commissie voor geschiktheid en reform (MCGR) zal door de korpscommandant opgestart worden voor de militair die gedurende de periode van zesendertig maanden, vierentwintig maanden niet voldaan heeft aan de medische geschiktheidscriteria om ingezet te worden in zijn functie en nevenfunctie die hij uitoefent. Zolang deze procedure loopt, wordt de militair niet overgeplaatst naar de geschiktheidscategorie D.

De arbeidsgeneesheer kan de militair na zijn afwezigheid om gezondheidsredenen de toelating geven om gedurende maximaal 6 maand halftijdse arbeid te verrichten. Deze halftijdse afwezigheid wordt mee in aanmerking genomen in de berekening van de vierentwintig maanden.

De militair die tot de geschiktheidscategorie C behoort wegens het niet voldoen aan de fysieke geschiktheidscriteria of aan de medische geschiktheidscriteria noodzakelijk voor de uitoefening van een bepaalde functie kan ,op aanvraag of van ambtswege, naar een andere functie, in voorkomend geval naar een andere vakrichting overgeplaatst worden.

De geschiktheidscategorie D

De militair die tot de geschiktheidscategorie D behoort, kan van ambtswege de hoedanigheid van militair verliezen. Indien het behoren tot de geschiktheidscategorie D het gevolg is van twee opeenvolgende onvoldoende postbeoordelingen of het niet slagen voor de fysieke geschiktheidscriteria kan de militair een beroep indienen bij de beroepsinstantie. Dit beroep moet ingediend worden per aangetekende zending binnen de tien dagen die volgen op de betekening van de beslissing. Voor de militairen die zich om dienstredenen in het buitenland bevinden wordt de termijn verlengd tot dertig dagen.

Als het behoren tot de geschiktheidscategorie D het gevolg is van twee opeenvolgende onvoldoende postbeoordelingen, wordt de bevoegde beroepsinstantie paritair samengesteld. Ze bestaat uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van de overheid en vertegenwoordigers van de representatieve vakorganisaties van het militair personeel.

De militair die tot de geschiktheidscategorie D behoort kan, op beslissing van de minister of van de bevoegde beroepsinstantie de hoedanigheid van militair behouden voor een periode van twee of drie jaar, naargelang deze militair minder of ten minste acht jaren dienst heeft volbracht.

Indien na de periode van het behoud van de hoedanigheid van militair, deze militair nog steeds tot de geschiktheidscategorie D behoort, kan de militair de hoedanigheid van militair verliezen of kan hij voor de tweede maal beroep indienen bij de beroepsinstantie. Deze beroepsinstantie kan opnieuw het behoud van de hoedanigheid van militair uitspreken voor een periode van twee of drie jaar, naargelang deze militair minder of ten minste acht jaren dienst heeft volbracht.

De militair die op vijf jaar of minder van de datum van zijn opruststelling is verwijderd, en die tot de geschiktheidscategorie D behoort om fysieke redenen kan, op beslissing van de minister of van de beroepsinstantie, de hoedanigheid van militair behouden tot zijn opruststelling voor zover hij minstens de vermelding “voldoende” bekomt ter gelegenheid van zijn twee laatste en volgende postbeoordelingen.

De militair die na de tweede periode van behoud van hoedanigheid nog steeds behoort tot de geschiktheidscategorie D, alsook de militair die op minder dan vijf jaar van zijn opruststelling tot de geschiktheidscategorie D behoort en een “onvoldoende” bekomt op zijn postbeoordeling, verliest van rechtswege de hoedanigheid van militair.

De militair die niet meer voldoet aan de fysieke geschiktheidscriteria of aan de medische geschiktheidscriteria noodzakelijk voor het bezetten van een bepaalde functie, en die niet naar een andere functie kan worden overgeplaatst, kan van één maand dienstontheffing en van de informatiefase uit de beroepsomschakeling genieten, voor zover hij de vermelding “voldoende” heeft bekomen op zijn twee laatste postbeoordelingen en in het geval van fysieke ongeschiktheid dat hij de beroepsinstantie heeft gevat.

De voortgezette vorming

De voortgezette vorming voor de officieren van het niveau A bestaat uit:

  • Een vervolmakingscursus ter ontwikkeling van de competenties die noodzakelijk zijn voor een lager officier om commando- en staffuncties in een nationaal of internationaal kader uit te oefenen.
  • Vervolmakingscursussen met als doel:
    • het ontwikkelen van de competenties die noodzakelijk zijn voor een hoofdofficier om commando- en staffuncties in een nationaal of internationaal kader uit te oefenen.
    • het voorbereiden van de beroepsproeven voor de bevordering tot de graad van majoor.
  • Een vervolmakingscursus ter ontwikkeling van de competenties die noodzakelijk zijn voor een hoofdofficier om hoge commando- en staffuncties in een nationaal of internationaal kader uit te oefenen.
  • Vervolmakingscursussen om de universitaire kwalificaties te behalen, waarvoor een behoefte van de Krijgsmacht door de minister is uitgedrukt

De voortgezette vorming voor de officieren van het niveau B bestaat uit:

Een vervolmakingscursus ter ontwikkeling van de competenties die noodzakelijk zijn voor een lager officier om commando- en staffuncties in een nationaal of internationaal kader uit te oefenen.

Voor de onderofficieren van het niveau C

  • Een vervolmakingscursus met als doel:
    • Het ontwikkelen van de competenties die noodzakelijk zijn om functies van keuronderofficier uit te oefenen.
    • het voorbereiden van het examen voor overgang naar de graad van eerste sergeant-majoor.
  • Een vervolmakingscursus met als doel:
    • Het ontwikkelen van de competenties die noodzakelijk zijn om functies van hoofdonderofficier uit te oefenen.
    • Het voorbereiden van het kwalificatieexamen voor de graad van adjudantchef.

Voor de onderofficieren van het niveau B

  • Het ontwikkelen van de competenties die noodzakelijk zijn om specifieke functies van adjudant-chef van niveau B uit te oefenen.
  • het ontwikkelen van de competenties die noodzakelijk zijn om functies van hoofdonderofficier in de graad van adjudant-majoor, uit te oefenen.
  • het voorbereiden van het kwalificatie examen voor de graad van adjudant-chef om toegang te verlenen tot het comité adjudant-majoor.

De sociale promotie, de overgang en promotie op diploma

Onder sociale promotie moeten we verstaan:

  • De opname van beroepsvrijwilligers in de personeelscategorie van de beroepsonderofficieren van het niveau C.
  • De opname van de beroepsonderofficieren van het niveau C of B in de personeelscategorie van de beroepsofficieren van het niveau B.

Onder overgang moeten we verstaan:

  • De opname van de beroepsofficieren van het niveau B in de personeelscategorie van de beroepsofficieren van het niveau A.

Onder promotie op diploma moeten we verstaan:

  • De opname van de beroepsvrijwilligers of van de beroepsonderofficieren van het niveau C in de personeelscategorie van de beroepsofficieren van het niveau B.

Om aanvaard te worden als kandidaat-militair voor één van de hierboven vermelde overgang of promoties moet de kandidaat aan bepaalde voorwaarden voldoen, evenals batig gerangschikt worden in een overgangsproef.

Om opgenomen te worden in de hogere categorie moet de kandidaat met goed gevolg een vorming doorlopen.

De beroepsonderofficier van het niveau C die via de promotie op diploma overgaat naar de categorie van de beroepsonderofficieren van het niveau B wordt met zijn graad en zijn anciënniteit in de graad opgenomen in deze categorie. Zij worden gerangschikt na de beroepsonderofficieren van het niveau B met dezelfde graad en dezelfde anciënniteit in die graad. Indien deze beroepsonderofficier de graad van eerste sergeant majoor nog niet bezit, wordt hij van rechtswege tot deze graad benoemd.

De beroepsofficier van het niveau B die overgaat naar de categorie van de beroepsofficieren van het niveau A wordt met zijn graad en zijn anciënniteit in zijn graad opgenomen in deze categorie. Zij worden gerangschikt na de beroepsofficieren met dezelfde graad en dezelfde anciënniteit in de graad.

De interne overplaatsing als burgerpersoneel bij defensie

De interne overplaatsing is van toepassing op elke militair die op beslissing van de militaire commissie voor geschiktheid en reform of door de militaire commissie van beroep voor geschiktheid en reform op medisch vlak definitief ongeschikt werd verklaard, en waarbij deze commissies van oordeel zijn dat de lichamelijke schade het gevolg is van een ongeval of ziekte opgelopen in dienst en door het feit van de dienst, met uitzondering van de ongevallen voorgevallen op de weg naar en van het werk.

Ten laatste binnen de maand volgend op de beslissing van de militaire commissie (van beroep) voor geschiktheid en reform kan de betrokken militair verzoeken om opgenomen te worden in de hoedanigheid van Rijksambtenaar binnen Defensie, voor zover zijn kandidatuur overeenstemt met één van de competentieprofielen opgesteld door de bevoegde overheid om een ambt te vervullen dat verenigbaar is met zijn gezondheidstoestand.

De externe mobiliteit

Onder externe mobiliteit verstaat men de beziging door een werkgever, de overplaatsing naar een werkgever alsook de beroepsomschakeling.

Met een werkgever bedoeld men zowel externe werkgevers als openbare werkgevers zoals een federale openbare dienst, een provincie, een gemeente, politiezones, hulpverleningszones, brandweerdiensten, … enz.

De militairen die een post uitoefenen waarvoor een specifiek en zeldzaam competentieprofiel is vereist kunnen slechts een externe mobiliteit aanvragen om uitzonderlijke persoonlijke redenen waarover de directeur generaal human resources (DGHR) beslist. Een weigering kan het voorwerp uitmaken van een beroep bij de minister.

De beziging door een externe werkgever

Indien de personeelsbehoefte het rechtvaardigen kunnen bezigingsbetrekkingen geopend worden. Om geselecteerd te worden moet de militair voldoen aan de criteria die de externe werkgever bepaald. Deze bezigingsbetrekkingen zijn voltijdse betrekkingen die door de minister bekendgemaakt worden.

De beziging maakt het voorwerp uit van een akkoord tussen de minister en de externe werkgever. Dit akkoord omvat bepalingen over het arbeidsritme, de duur van de beziging, een eventuele vorming of stage die voorzien wordt en de regels betreffende de tenlasteneming van de onkosten van de vorming of stage. De militair die gebezigd zal worden ontvangt een exemplaar van dit document dat hij ter instemming moet ondertekenen.

Zowel de gebezigde militair als de externe werkgever kunnen een einde stellen aan de beziging. De gebezigde militair die terug wenst te komen naar defensie moet een opzegtermijn van vijftien dagen respecteren. Indien de externe werkgever de beziging opzegt dient deze een opzegtermijn van dertig dagen te respecteren.

De overplaatsing naar een openbare werkgever

De militair kan verzoeken om overgeplaatst te worden naar een opengestelde vacante betrekkingen bij een openbare werkgever als statutair ambtenaar. Deze openbare werkgever bepaalt de criteria waaraan de militair moet voldoen om geselecteerd te worden.

De overplaatsing naar een openbare werkgever maakt het voorwerp uit van een akkoord tussen de minister en de openbare werkgever.

Dit akkoord bevat:

  • de duur van de fase van terbeschikkingstelling;
  • de bepaling van de graad, het niveau en de weddetabel toepasselijk op het personeel van de openbare werkgever, waarmee de militair bekleed zal worden op de dag van zijn overplaatsing;
  • de bepaling van het arbeidsregime;
  • de duur en de inhoud van de eventuele vorming en stage;
  • de regels betreffende de tenlasteneming van de kosten van de terbeschikkingstelling, met inbegrip van de kosten van de eventuele vorming en stage;
  • de overheid die bij de openbare werkgever van de terbeschikkinggestelde militair bekleed is met een rang die gelijkwaardig is met die van korpscommandant;
  • de regels betreffende de tenlasteneming, werkgeversbijdragen inbegrepen, van de wedde, de toelagen, de vergoedingen, de premies, de voordelen van alle aard, de sociale voordelen en de kinderbijslag van de terbeschikkinggestelde militairen zonder dat de tenlasteneming door de begroting van Defensie evenwel de termijn van een jaar overschrijdt;
  • de geldelijke voordelen die de openbare werkgever toekent aan de militair op grond van het statuut eigen aan deze openbare werkgever;
  • een lijst van de uitrusting die gratis ter beschikking zal gesteld worden of waarin de militair zelf dient te voorzien;
  • de evaluatieprocedure en criteria toepasselijk gedurende de eventuele vorming en stage;
  • de regels betreffende de burgerlijke aansprakelijkheid van de openbare werkgever;
  • de datum van overplaatsing;
  • de procedure van overplaatsing.

De weerhouden kandidaat zal eerst voor een periode van maximaal één jaar ter beschikking gesteld worden van deze openbare werkgever.

Na deze terbeschikkingstelling wordt de militair definitief overgeplaatst naar deze openbare werkgever en houdt op deel uit te maken van de krijgsmacht en verliest de hoedanigheid van militair van het actief kader. Diezelfde dag verwerft hij/zij de hoedanigheid van statutair personeelslid bij de openbare werkgever.

De beroepsomschakeling

De beroepsomschakeling is het proces dat aan de militair toelaat Defensie te verlaten via vrijwillig ontslag en een betrekking bij een nieuwe werkgever te zoeken of een beroepsbezigheid als zelfstandige te ontplooien met behulp, op vraag van Defensie, van begeleidende diensten en adviezen, die individueel of in groep worden verleend door een derde.

De onderofficieren en vrijwilligers van het actief kader kunnen onder bepaalde voorwaarden van een beroepsomschakeling genieten.

Het beroepsomschakelingsprogramma omvat drie achtereenvolgende fazen, die een beroepsomschakelingssessie vormen. Deze fazen zijn :

  • de informatiefase.

De informatiefase omvat:

    1. een gezamenlijke informatiebijeenkomst, georganiseerd door Defensie in samenwerking met het bureau voor beroepsomschakeling, waarna de deelnemers een kandidatuur tot ontslag vergezeld van een beroepsomschakelingsprogramma kunnen indienen. De kandidatuur moet worden ingediend binnen de twee weken die de gezamenlijke informatiebijeenkomst volgen.
    2. voor de militairen waarvan de kandidatuur aanvaard wordt, een individuele evaluatie, georganiseerd door het bureau voor beroepsomschakeling, zodat de kandidaten hun motivatie en hun kansen om opnieuw werk te vinden kunnen beoordelen.

De informatiefase eindigt van zodra wordt overgegaan naar de oriëntatiefase of op aanvraag van de militair.

  • de oriëntatiefase.

De oriëntatiefase omvat activiteiten die door het bureau voor beroepsomschakeling worden georganiseerd om de balans van de bekwaamheden van de militair en van zijn mogelijkheden inzake beroepsomschakeling op te maken. 

De oriëntatiefase vangt steeds aan de eerste werkdag van een maand, ten vroegste op de eerste werkdag van de maand die op het einde van de informatiefase volgt en ten laatste op de eerste werkdag van de derde maand die op het einde van de informatiefase volgt. 

De oriëntatiefase duurt één tot drie maanden en eindigt, naargelang het geval:

    1. zodra de militair een nieuwe beroepsactiviteit aanvangt behalve indien deze uitgeoefend wordt in cumulatie met de activiteiten van de beroepsomschakeling.
    2. zodra wordt overgegaan naar de reclasseringsfase van de beroepsomschakeling.
    3. op aanvraag van de militair.
    4. zodra de militair vraagt dat zijn ontslag onmiddellijk uitwerking heeft en voor zover zijn ontslag aanvaard wordt.

Een oriëntatieverlof wordt automatisch toegekend aan de militair bij de aanvang van de oriëntatiefase en eindigt automatisch bij afloop van deze fase. De militair die de oriëntatiefase heeft onderbroken op eigen aanvraag, kan slechts één enkele nieuwe kandidatuur voor een beroepsomschakeling indienen, voor zover een nieuwe sessie geprogrammeerd is.

  • de reclasseringsfase.

De reclasseringsfase omvat activiteiten die door het bureau voor beroepsomschakeling worden georganiseerd om de militair te helpen een nieuwe beroepsactiviteit te vinden.

De reclasseringsfase begint automatisch aan het einde van de oriëntatiefase.

Vanaf die datum is de aanvaarding van de kandidatuur tot ontslag vergezeld van een beroepsomschakelingsprogramma onherroepelijk.

De maximale duur van de reclasseringsfase ligt tussen vijf en drieëntwintig maanden.

In geval van afwezigheid om gezondheidsredenen van meer dan drie maanden of om sociale redenen waarvan de uitzonderlijke aard door hem wordt beoordeeld, kan de minister evenwel bij gemotiveerde beslissing de reclasseringsfase verlengen met een duur die gelijk is aan de duur van de afwezigheid om gezondheidsredenen, met een maximum van zes maanden of het ontslag tenietdoen. 

De reclasseringsfase eindigt in één van de volgende gevallen :

    1. zodra de militair een nieuwe beroepsactiviteit aanvangt, behalve indien deze uitgeoefend wordt in cumulatie met de activiteiten van de beroepsomschakeling.
    2. zodra de militair vraagt dat zijn ontslag onmiddellijk uitwerking heeft en voor zover zijn ontslag aanvaard wordt.
    3. aan het eind van de voorziene duurtijd.
    4. op de datum waarop het ontslag teniet wordt gedaan

Een reclasseringsverlof wordt automatisch verleend aan de militair bij de aanvang van de reclasseringsfase en eindigt automatisch bij afloop van die fase.

De militair die het actief kader verlaat door een ontslag vergezeld van een beroepsomschakeling, ontvangt een reclasseringspremie.

Het bedrag van de reclasseringspremie stemt overeen met :

    • 1° twaalf keer de laatste bruto maandwedde van de militair, als het ontslag uitwerking heeft tijdens de oriëntatiefase.
    • een bedrag dat, opgeteld bij de som van de verschuldigde bruto wedden tijdens de reclasseringsfase, gelijk is aan twaalf keer de laatste bruto maandwedde van de militair, als het ontslag uitwerking heeft tijdens de reclasseringsfase;
    • één keer de laatste bruto maandwedde van de militair, als het ontslag uitwerking heeft na de elfde maand van de reclasseringsfase.

De wedden bedoeld in het tweede lid omvatten, in voorkomend geval, de toelagen die het karakter van een toebehoren van de wedde hebben. De toelagen die in aanmerking moeten worden genomen, worden bepaald door de Koning.

De reclasseringspremie wordt betaald op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het ontslag uitwerking heeft.

Jaarlijks wordt het aantal beroepsomschakelingssessies bepaald, alsmede de datum van het begin van elke sessie.

De periodes en standen waarin de militair zich kan bevinden

De mate waarin de militair zijn rechten kan uitoefenen en zijn verplichtingen moet nakomen is afhankelijk van:

  1. de periode waarin hij zich bevindt.
  2. de stand of, in voorkomend geval, de deelstand waarin hij zich tijdens die periode bevindt;
  3. het feit dat hij effectief deel uitmaakt van een detachement dat zich voorbereidt met het oog op een operationele inzet.

De militair bevindt zich in periode van oorlog, in periode van crisis of in periode van vrede. Buiten die periodes bevindt de militair zich in een periode van vrede.

Zowel in periode van oorlog als in periode van crisis of in periode van vrede bevindt de militair zich in de stand "in werkelijke dienst" of in de deelstand "in non-activiteit".

De stand "in non-activiteit" is de stand van de militair :

  • die tijdelijk van zijn ambt ontheven is.
  • die onwettig afwezig bevonden werd.
  • die een vrijheidsberovende straf ondergaat, waartoe hij door een Belgisch gerecht veroordeeld is of door een buitenlands gerecht als de beslissing wordt erkend in België, behalve als hij zijn straf ondergaat in de vorm van de strafuitvoeringswijze van de beperkte detentie, het elektronisch toezicht of de voorwaardelijke invrijheidstelling;
  • die met politiek verlof is.

De periode van schorsing bij ordemaatregel wordt omgezet in een periode van non-activiteit, indien ze gevolgd wordt door :

  • een definitieve ambtsontheffing door ontslag van ambtswege.
  • een verbreking van ambtswege van de dienstneming of de wederdienstneming, behalve om medische redenen;
  • een afzetting zonder uitstel overeenkomstig artikel 6 van het Militair Strafwetboek of artikel 19 van het Strafwetboek.
  • een militaire degradatie.
  • een tijdelijke ambtsontheffing bij tuchtmaatregel, maar enkel voor de duur van deze tijdelijke ambtsontheffing.

De periode van voorlopige hechtenis wordt omgezet in een periode van non activiteit, indien deze gevolgd wordt door een veroordeling tot een vrijheidsberovende straf zonder uitstel, maar enkel voor de duur van deze veroordeling.

De internering wordt omgezet in een periode van non-activiteit, indien deze internering door een definitieve ambtsontheffing door ontslag van ambtswege gevolgd wordt.

De periode van afwezigheid van een militair die gescheiden van het leger is, wordt geheel of ten dele in een periode van non activiteit omgezet, indien de aan de afwezigheid ten grondslag liggende feiten of het gedrag van de militair gedurende de afwezigheid, niet met zijn staat van militair overeenstemmend met zijn personeelscategorie verenigbaar zijn. Deze maatregel wordt uitgesproken overeenkomstig de bepalingen van artikel 57, tweede, derde en vierde lid.

De militair in werkelijke dienst in periode van vrede bevindt zich in één van de volgende deelstanden :

  1. "in vorming".
    Dit is de deelstand van de kandidaat-militairen tijdens de periode van opleiding en desgevallend de periode van schoolvorming van hun kandidaatsperiode, met uitzondering van de militair die aanvaard wordt om een vorming te volgen om opgenomen te worden in een andere personeelscategorie.
  2. "in normale dienst".
    Dit is de deelstand van elke militair die zich niet bevindt in één van de andere deelstanden.
  3. "in hulpverlening".
    Dit is de deelstand van elke militair die deelneemt aan een opdracht van hulpverlening bedoeld in de wet van 20 mei 1994 betreffende de aanwending van de Krijgsmacht, de paraatstelling, alsook betreffende de periodes en de standen waarin de militair zich kan bevinden.
  4. "in operationele inzet".
    Dit is de deelstand van elke militair die deelneemt aan een operatie bedoeld in wet van 20 mei 1994 betreffende de aanwending van de Krijgsmacht, de paraatstelling, alsook betreffende de periodes en de standen waarin de militair zich kan bevinden.
  5. "in intensieve dienst".
    Dit is de deelstand van elke militair, behalve de militairen in de deelstand “in vorming”, die deelneemt aan een oefening of een maneuver van minstens vierentwintig uur.
  6. "in militaire bijstand".
    Dit is de deelstand van elke militair, behalve de militairen in de deelstand “in vorming” en deze die de leeftijd van achttien jaar niet bereikt heeft, die deelneemt aan een opdracht bedoeld in wet van 20 mei 1994 betreffende de aanwending van de Krijgsmacht, de paraatstelling, alsook betreffende de periodes en de standen waarin de militair zich kan bevinden.

De militair die de leeftijd van achttien jaar niet bereikt heeft, kunnen zich niet bevinden in de deelstanden “in hulpverlening” en “in operationele inzet”.

In periode van vrede, mag de militair die geen achttien jaar oud is enkel de wapens en de militaire kledij dragen indien dit nodig is voor zijn vorming.

De pensioenen

De militairen worden sinds 1 januari 2009 op rustpensioen gesteld op het einde van het trimester waarin zij onderstaande leeftijd bereiken: *

Luitenant-Generaal * 61 jaar
Generaal-Majoor * 59 jaar
Officieren (van onderluitenant tot kolonel) * 56 jaar
Onderofficieren (van sergeant tot adjudant-
majoor) *
56 jaar
Vrijwilligers (van soldaat tot eerste
korporaal chef)*
56 jaar

(*) Aanpassing uitgevoerd op 1 januari 2009 - geen vermelding in nieuwe wet

Deze pensioenleeftijden blijven met de nieuwe wetswijziging onveranderd.

Overgangsbepaling huidig personeel

De officieren en onderofficieren worden ingeschreven in een vakrichting. Deze inschrijving gebeurt op basis van het korps of de specialiteit of op basis van een uitgeoefende functie of genoten opleiding in het domein van een vakrichting. Daarenboven kan de militair eveneens één of meerdere competentiepools verwerven aan de hand van een uitgeoefende functie, een genoten opleiding op opgedane ervaring in het domein van de competentiepools.

de aanvullingsvrijwilligers en de kandidaat-aanvullingsvrijwilligers worden overgeplaatst naar de categorie van de beroepsvrijwilligers.

De onderofficieren en kandidaat-onderofficieren worden in twee groepen verdeeld :

  1. De onderofficieren en kandidaat onderofficieren die overgeplaatst worden naar de personeelscategorie van de onderofficieren niveau B.
    Tot deze groep behoren de onderofficieren en kandidaat-onderofficieren die bezoldigd worden op basis van tabel 10 van het koninklijk besluit van 18 maart 2003 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het actief kader beneden de rang van officier (Niveau 2+) of zij die bezoldigd worden op basis van artikel 2 van het koninklijk besluit van 6 december 2001 betreffende het verlenen van geldelijke voordelen aan sommige militairen die een paramedische functie uitoefenen.
  2. De andere onderofficieren en kandidaat onderofficieren, niet behorende tot de eerste categorie, worden overgeplaatst naar de personeelscategorie van de onderofficieren niveau C. 

De officieren en kandidaat officieren worden eveneens in twee groepen verdeeld:

  1. De beroepsofficieren en kandidaat beroepsofficieren die overgeplaatst worden naar de categorie van de beroepsofficieren van het niveau A.
  2. De aanvullingsofficieren en kandidaat aanvullingsofficieren die overgeplaatst worden naar de categorie van het niveau B. Deze officieren en kandidaat officieren genieten de wedde van toepassing op de officieren en kandidaat officieren van het niveau A.

Alle militairen die definitief voorbij gegaan zijn aan de bevordering, met uitzondering van de beroepsonderofficieren die overgeplaatst worden in de personeelscategorie van de beroepsonderofficieren van niveau B, blijven voorbij gegaan aan de bevordering, en kunnen niet meer bevorderd worden in een hogere graad.

Binnen de drie jaren die volgen op de inwerkingtreding, mag de militair, die de leeftijd van 51 jaar niet bereikt heeft en die van de bevordering heeft afgezien, tot de hogere graad worden benoemd, voor zover hij aan de bevorderingsvoorwaarden bedoeld in de wet voldoet en voor zover hij binnen deze periode van drie jaar hiertoe een aanvraag indient.

De militair die tot de geschiktheidscategorie D behoort, ten gevolge van een medische of fysieke ongeschiktheid, behoudt van rechtswege de hoedanigheid van militair tot de datum van zijn opruststelling voor zover hij op de datum van inwerkingtreding van deze bepaling, hetzij de leeftijd van 45 jaar bereikt heeft, hetzij ten minste vijfentwintig jaren dienstanciënniteit telt als militair van het actief kader. Daarenboven moet deze militair minstens de vermelding "voldoende" hebben bekomen ter gelegenheid van zijn twee laatste postbeoordelingen en moet hij minstens deze vermelding behoudt ter gelegenheid van de latere postbeoordelingen.

De aanvullingsonderofficieren worden overgeplaatst naar de categorie van de beroepsonderofficieren van niveau C, en krijgen de toelating om de vervolmakingscursussen van keuronderofficier te volgen op voorwaarde dat:

  • Zij in de nieuwe hoedanigheid van beroepsonderofficier van niveau C, een anciënniteit van ten minste vijf jaar in de graad van eerste sergeant bezitten of bekleed zijn met een hogere graad.
  • Zij binnen de drie jaren die volgen op de inwerkingtreding van deze bepaling, een aanvraag tot deelname aan deze cursus indienen;
  • Zij de leeftijd van 45 jaar niet bereikt hebben op 31 december van het jaar van de aanvaarding van zijn aanvraag tot deelname aan deze cursus.

De officier die de dag vóór de inwerkingtreding door het bevorderingscomité of het hoog comité gunstig werd aanbevolen voor de bevordering tot een graad van hoofd- of opperofficier, maar die de dag van de inwerkingtreding van deze bepaling nog niet in deze graad benoemd is, wordt in die graad benoemd op de datum die voorzien was volgens de regelgeving die van kracht was de dag vóór de inwerkingtreding van deze bepaling.

De militairen die een kandidatuur voor een vrijwillig ontslag vergezeld van een geïndividualiseerd beroepsomschakelingsprogramma, voor een beziging of voor een overplaatsing hebben ingediend vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet, blijven onderworpen aan de bepalingen van kracht de dag vóór deze datum.

Op de datum van inwerkingtreding wordt elke militair geacht tot de geschiktheidscategorie A te behoren, op het vlak van de postbeoordeling en van de beoordeling van de fysieke geschiktheid. Bovendien, afwijkend op de algemene regel, zal elke militair op het vlak van de fysieke beoordeling de geschiktheidscategorie A gedurende vijf jaar blijven behouden.


Download de "pdf" versie van deze nieuwsbrief